U bent hier
Zin en onzin van streefcijfers en quota
Quota en streefcijfers zijn weer in. Ze kwamen boven water in de dialoog over de ‘interculturaliteit’. Sommigen willen quota voor vrouwen in de raden van bestuur van beursgenoteerde bedrijven en ook de VRT is weer zeer cijfergericht. Hoe zinnig is dat allemaal?
In de huidige beheersovereenkomst van de openbare omroep is er sprake van streefcijfers voor vrouwen, allochtonen en mensen met een handicap, maar dat zijn streefcijfers voor de werkgelegenheid binnen de VRT. Die cijfers zijn bekend. In het management zou 33 % van het vrouwelijk geslacht moeten zijn. Helemaal niet zo moeilijk, want in 2009 haalde men al 30,4 % en toen was mevrouw De Preter nog niet in dienst als de grote baas. Dat zit dus snor.
Het streefcijfer voor de werkgelegenheid van mensen met een handicap is 1 % en voor mensen die tot een etnisch-culturele minderheid behoren, is het cijfer 2,5 %. Die streefcijfers legde de VRT zichzelf op. Vandaag kunnen mensen met een functiebeperking en allochtonen zich vrijwillig laten registreren. Respectievelijk deden 1 % en 2 % van de werknemers dat. Men zit dus al dicht bij die streefcijfers en misschien zijn er wel werknemers met een handicap en allochtonen die helemaal dat ‘label’ niet willen en zich niet laten registreren.
Waar de VRT nu over spreekt is nieuw. Het gaat niet meer om streefcijfers voor werknemers, maar om een gewenste aanwezigheid op het tv-scherm.
De N-VA vindt ook dat de televisie best een afspiegeling mag zijn van de samenleving. Alle bevolkingsgroepen moeten zich kunnen herkennen in het aanbod. Dat draagt ertoe bij dat zij zich volwaardig lid voelen van onze samenleving. Dat is voor ons zeer belangrijk, vooral in het kader van de inburgering. Er mogen voor ons dus gerust algemene streefcijfers zijn, maar daarom nog niet meteen de percentages die de VRT noemt.
Of strikte quota - mocht men die al willen invoeren - een goed idee zijn, is een heel andere vraag. Als programmamakers dat allemaal moeten afwegen op een apothekersweegschaaltje, dan vrezen we dat dit in de praktijk niet werkbaar zal zijn. In sommige gevallen kan het zelfs beschouwd worden als een inbreuk op de redactionele vrijheid en dat willen we zeker niet.
En natuurlijk kan het ook niet dat je loopbaan bij de VRT verzekerd is als je maar een vrouwelijke, liefst lesbische, gekleurde medemens bent met een beperking. Dat kan wat karikaturaal klinken, maar als je met een puntensysteem zou werken, ben je zover.
Uit reacties van de beoogde doelgroepen leid ik trouwens af dat zij ook niet onverdeeld gelukkig zijn met dat soort positieve discriminatie. Dat is begrijpelijk, want mensen willen beloond worden omdat ze talenten hebben en geschikt zijn voor de job en niet omdat ze tot een of andere minderheidsgroep behoren.
Daarom kwam ik ook tussen in het debat over het diversiteitsbeleid van de VRT in het Vlaams parlement. Niet omdat de diversiteit een probleem is - zeker niet - maar omdat er allerlei vragen rijzen over de percentages die de VRT op het oog heeft.
Zo stelt de openbare omroep verschillende percentages voor al naargelang van de zenders of de programma’s. Bijvoorbeeld 6 % allochtonen op Ketnet, 12 % op Eén en 20 % op Canvas. Dat mag allemaal wel eens uitgelegd worden. Men zal ons toch niet vertellen dat de ‘meerwaardekijker’ op Canvas drie keer beter bestand is tegen allochtone gezichten dan de kleintjes die naar Ketnet kijken? Terwijl er juist meer kleur zit bij de jonge generaties dan bij de ouderen. Als dat een afspiegeling moet zijn van de echte samenleving, is dat toch wel bizar. Het toont aan dat je misschien beter wat voorzichtig kunt zijn met precieze percentages, om van echte quota nog maar te zwijgen.